Vrouwen in de Bijbel: Izebel (2)
Geschreven door RedactieIzebel was een dominante vrouw die niet graag gedwarsboomd werd. Ze was als dochter van de koning van Sidon gewend dat de wil van de koning wet was en ze vond dat dat ook in Israël moest gelden
Hoe ver ze daarbij ging, blijkt uit het verhaal van de wijngaard van een zekere Nabot, welke wijngaard grensde aan het paleis dat de koning in de plaats Jizreël bezat. Het verhaal staat in 1 Koningen hoofdstuk 21 beschreven.
Philips Galle
Achab toont berouw na de vloek van Elia
Toen Achab op een gegeven moment zijn oog op deze wijngaard had laten vallen en Nabot zijn stuk grond niet aan hem wilde verkopen of ruilen tegen een andere wijngaard, trok hij zich mokkend terug in zijn kamer. Hij lag op zijn rustbed en weigerde te eten, waarop Izebel bij hem kwam en vroeg wat er aan schortte. Achab vertelde het haar en zij reageerde verontwaardigd: ‘Wat! Jij bent toch de koning of niet soms? Sta op en ga wat eten. Ik zal ervoor zorgen dat je die wijngaard krijgt.’ Vervolgens schreef ze uit naam van haar man brieven naar de oudsten en voornaamsten in de stad waar Nabot woonde, met uitvoerige instructies om Nabot te doen beschuldigen van majesteitsschennis en hem aansluitend te doen stenigen. En zo gebeurde het. Nadat Izebel bericht van Nabots dood ontvangen had, stelde ze haar man, die inmiddels in Samaria verbleef, daarvan op de hoogte en zei tegen hem, dat hij, nu Nabot dood was, de wijngaard in bezit kon nemen. En Achab deed dat.
Dat dit God niet welgevallig was spreekt vanzelf. God richtte zich daarom tot Elia en gaf hem opdracht naar Achab te gaan en hem op de op Nabot begane moord aan te spreken. Elia ging naar Achab en bracht hem Gods oordeel over, en dat was streng: Omdat hij Izebel niet tegengehouden had en ook omdat hij het volk tot zonde had verleid wat de aanbidding van Baäl betrof, zou Achab te gronde gaan, evenals alle mannelijke leden van zijn koningshuis. Ook voor Izebel had Elia namens God een boodschap: de honden zouden haar verslinden onder de stadsmuur van Jisreël. Achab schrok zo van Elia’s woorden, dat hij zijn kleren scheurde en boete deed. Daarop verzachtte God zijn oordeel en liet Elia weten, dat Hij het onheil over het huis van Achab eerst na diens dood zou voltrekken.
Achabs dood liet overigens niet lang op zich wachten. Twee jaar later sneuvelde hij bij de verovering van de stad Ramot in Gileat op de Syriërs. Zijn zoon Achazja volgde hem op, maar zijn bewind duurde slechts twee jaar, waarna zin broer Joram koning van Israël werd.
Inmiddels had Elia’s leerling Elisa de plaats van zijn leermeester als profeet ingenomen. In opdracht van God zond Elisa een van zijn leerlingen naar de al genoemde stad Ramot om daar een zekere Jehu, een van Jorams legeraanvoerders, tot koning te zalven en hem op te dragen het koningshuis van Achab te vernietigen. Aldus rukte Jehu op naar de hoofdstad Jisreël, waar Joram herstellende was van de verwondingen die hij had opgelopen in een veldslag tegen de Syriërs. Joram ging hem tegemoet in het gezelschap van zijn neef, de koning van Juda. Symbolisch
genoeg stuitte hij op Jehu op de akker die ooit de wijngaard van Nabot was geweest. De ontmoeting liep voor Joram verkeerd af. Toen hij vluchtte, doodde Jehu hem door hem een pijl door het hart te schieten.
Izebel, die in allerijl op de hoogte was gebracht, had zich inmiddels mooi gemaakt en had zich aan een raam van het paleis gezet met uitzicht op de weg. Toen Jehu daar in triomf voorbijreed, beschimpte ze hem en schold hem uit voor koningsmoordenaar. Jehu keek omhoog en riep: ‘Is er daar ook iemand die aan mijn kant staat’? Daarop verschenen enkele kamerlingen aan het raam, en Jehu beval hen Izebel naar beneden te gooien. De eunuchen, die misschien wel een bloedhekel aan hun meesteres hadden of anders meteen doorhadden uit welke richting de wind waaide, haastten zich Jehu’s bevel uit te voeren. Zij gooiden Izebel naar beneden, waar ze vertrapt werd door de paarden voor Jehu’s strijdwagen. Haar bloed werd door de honden opgelikt. Zo vond de trotse Fenisische prinses en koningin van Israël volgens 2 Koningen 9: 33 haar gruwelijke einde.
Gustave Doré – De dood van Izebel (1866)
Door Dieneke Hempenius