12 april 2017

Nog even op een rijtje: waar gaat Pasen nou eigenlijk om?

Geschreven door maxnl

De verhalen over de laatste dagen van Jezus staan in de vier evangeliën. Hieronder wordt het verloop verteld. Dan kan je het nog even nalezen. Want Pasen vieren zonder van Goede Vrijdag te weten is net zoiets als wel naar de Matthaüs gaan, maar niet aan Pasen doen; je mist de helft.

Pesach

Het Joodse Pesachfeest is het fundament waarop het christelijke Paasfeest is gebouwd. Bij het Pesachfeest gedenken de Joden de Exodus, de vlucht uit Egypte en de doortocht door de woestijn. Het feest begint met de maaltijd en het slachten van het lam (Exodus 12) dat herinnert aan het lam waarvan het bloed aan de deurposten gesmeerd werd om de engel des doods voorbij te laten gaan. P’S’CH betekent voorbijgaan, langsgaan. Wat gevierd wordt is de omslag van gevangenschap en uitzichtloosheid naar vrijheid en hoop. Wie had immers ooit kunnen denken dat de Hebreeën onder de overmacht van de Egypte uit zouden komen? Jesaja bezong diezelfde omslag in zijn liederen over de woestijn; van dor en doods naar bloeiend en levend (De steppe zal bloeien). Een ervaring die we allemaal hebben en die de natuur ons voordoet. Het christelijk Pasen heeft dit thema opgenomen in het verhaal over de omslag van het onmogelijk naar het mogelijke, van doods naar en levend.

Messias

In de beschrijving van de gebeurtenissen in de laatste dagen van Jezus staan veel verwijzingen naar de Messias. De Messias is een centraal punt in het Joodse geloof en wil zeggen; de door God aangestelde koning, met zijn komst zal het rijk van vrede en gerechtigheid beginnen. Dit verlangen naar een Messias heeft zich ontwikkeld toen Israël gebukt ging onder het wanbeheer van slechte koningen na Salomo (vanaf 1000 v. Chr). Deze Messias heeft koninklijke, profetische en eschatologische eigenschappen. Eschatologisch betekent dat het gaat over het einde der tijden. Het is een door God aangewezen figuur waarin veel verwachtingen samenkomen. Hij wordt gezalfd met olie zoals in oude tijden koningen en profeten (en ook voorwerpen) gezalfd werden. Hij wordt niet alleen aangeduid met Koning en Messias (hebreeuws Masjiach, grieks Christos, latijn Christus) maar ook met Zoon van God en Mensenzoon.

Het lam

Daarnaast heeft vooral Matteus de gebeurtenissen zó beschreven dat Jezus de plaats innam van het Pesachlam. Jezus werd in zijn verhaal het offer dat gebracht werd opdat zijn bloed anderen vrijheid zou geven. Deze manier van kijken naar Jezus en naar de laatste dagen heeft in de loop van de geschiedenis een eigen vlucht genomen.  Bloed, offer, vrijkopen van ongerechtigheden, Remonstranten zegt dat niet zo veel. Maar het is goed om je bronnen te kennen.

Witte donderdag

Het verhaal begint op Palmzondag. In de aanloop naar Pesach trekken veel Joden naar Jeruzalem. Rond het begin van de jaartelling was het Pesachfeest een pelgrimsfeest. In die mensenmassa wordt Jezus herkend, binnengehaald en toegejuicht als een koning, als de messias. Het verhaal over de intocht is opgeschreven met het beeld van de profeet Zacharias in het achterhoofd.

Maar de stemming slaat om. Op de donderdag vóór Pesach laat Jezus zijn leerlingen het Pesachlam klaarmaken om ’s avonds samen te eten. Het zal zijn laatste maaltijd worden. Wanneer ze aan tafel zitten komt een vrouw binnen, zij giet kostbare olie uit over Jezus’ hoofd. De Joodse lezer herkent hierin het heilige zalven. Het zalven verwijst ook naar zijn begrafenis, olie vermengd met mirre werd gebruikt om lijken te balsemen. Het gebaar van de vrouw heeft dus een dubbele lading. In een ander evangelie wordt verteld dat Jezus tijdens de maaltijd opstaat en de voeten van zijn leerlingen wast in een kom met water. Voeten wassen vóór de maaltijd is niet vreemd in een warm, stoffig land. Maar het is wel ongewoon dat de leraar dat bij zijn leerlingen doet. Jezus wil hiermee zeggen dat hij niet gekomen is om te heersen maar om te dienen en spoort de leerlingen aan op dezelfde manier in het leven te staan.

De maaltijd begint met het uitspreken van de zegenbede over het brood en de wijn. Jezus vraagt zijn leerlingen dit samen te blijven doen en aan hem te denken. Deze woorden zijn verschillend opgeschreven door drie evangelisten (Mattheus, Marcus, Lucas) en Paulus (1 Kor 11), en herinneren aan het verbond zoals dat een aantal keer gesloten is tussen God en mens; Noah na de zondvloed, Abraham, David. Ook de woorden van Jeremia 31 over een nieuw verbond klinken hier in door. Hierbij voegt Mattheus een profetie refererend aan Hosea 6 over de opstanding na drie dagen. Deze handeling is de geschiedenis in gegaan als de instelling van het avondmaal en werd een op zichzelf staand dogmatisch bouwwerk. Naarmate de maaltijd vordert, praat Jezus over zijn naderende dood. Hij zegt Judas te doen wat hij moet doen en stuurt hem weg. Judas heeft afgesproken met de schriftgeleerden om Jezus over te leveren en daar 30 geldstukken voor te ontvangen. Het is de prijs die je moet betalen voor een dode knecht die je geleend hebt. Het is ook het bedrag waarmee in de psalmen de slechte baas de goede herder beloont.

Na de maaltijd gaat Jezus met zijn leerlingen naar de olijftuin. Dat doet hij vaker rond die tijd. Dit keer is hij angstig en vraagt drie leerlingen van het eerste uur om met hem te waken. Maar ze vallen in slaap. Het vlees is gewillig maar de geest is zwak. Jezus vraagt in zijn gebed om gespaard te mogen blijven; ‘Moge deze beker mij voorbijgaan. Maar niet mijn wil, maar uw wil geschiede’. Het zijn dezelfde woorden als in het Onze Vader.

Als Jezus de leerlingen voor derde keer wakker maakt, ziet hij de bende knechten van de hoge raad aankomen, gewapend met stokken en zwaarden. Judas wijst Jezus aan met een kus. Deze scene roept de herinnering op aan Joab de veldheer van de voorvader van deze messias, David. Joab begroette de vijand met een kus en stak hem in de buik (2 Samuel). En er klinkt ook psalm 41 over de beste vriend die verraadt in door. Dan is er het verhaal van de man die bij Jezus wilde blijven, hij was gekleed in een linnen doek, maar toen de soldaten hem vastgrepen vluchtte hij, het kleed in hun handen achter latend. Later dacht men dat dit misschien over de schrijver Marcus zelf ging. Zoals Rembrandt zichzelf ook tussen de nachtwacht schilderde. Een ander verhaal is dat van Petrus die met een zwaard een oor van één van de soldaten afhouwt. Maar Jezus zegt ‘Steek het zwaard weer in de schede want wie het zwaard opneemt zal door het waard vergaan’. Dat geeft te denken; zelfs op het laatst wijst Jezus geweld af. Petrus bezweert Jezus dat hij bij hem blijft en hem volgt, maar Jezus antwoordt dat Petrus hem zal verraden nog voordat de haan kraait. In die nacht, de nacht van vrijdag op donderdag wordt Jezus naar de Hoge raad gebracht, de joodse rechtbank van Schriftgeleerden en oudsten die in allerijl bijeen gekomen zijn in het paleis van de hogepriester Kajafas.

Goede vrijdag

In de vroege morgen wordt Jezus volgens het ene evangelie eerst voorgeleid aan Annas, de schoonvader van de hogepriester Kajafas, volgens het andere evangelie gaat hij direct naar de hoge raad met als voorzitter Kajafas. Er worden verschillende beschuldigingen geuit, maar steekhoudend voor zowel de Joodse raad als het Romeinse gezag (Judea en Galilea vielen toen onder keizer Augustus) is de beschuldiging dat Jezus zichzelf als zoon van God en daarmee koning van de Joden zou hebben geprofileerd. Voor de Joodse raad hebben die woorden een religieuze betekenis. Immers de koning van de Joden is de messias, de langverwachte door God gezonden en gezegende koning met wie het koninkrijk van vrede en gerechtigheid begint. Zij vinden het godslastering en daarop staat volgens Leviticus de doodstraf. Voor het Romeinse gezag klinken de woorden ‘koning der Joden’ als een directe politieke bedreiging, immers er is maar één baas en dat is keizer Augustus. Dezelfde beschuldiging ‘koning der Joden’ heeft dus voor de verschillende gezagsdragers (de joodse raad en het romeinse gezag) verschillende maar  doorslaggevende betekenis. Tijdens het hele proces zegt Jezus niet veel. Hij wordt geschilderd als de lijdende knecht uit de vier liederen over de knecht des heren in Jesaja 42, 50, 52 en 53. En als de zwijgende uit psalm 38. Matteus voegt hier nog eschatologische woorden tussen over het einde der tijden. Daar schijnt het visioen van de dieren, de tronen en de mensgelijkende figuur uit Daniël doorheen schijnt.

Judas ondertussen heeft berouw, hij keert zich tot de schriftgeleerden maar vindt geen gehoor. Hij smijt hun het geld voor de voeten en verhangt zich (Mattheus), of volgens sterft aan verwondingen op zijn akker (Lucas). Gelijk dit zegt: vervloekt is eenieder die zich laat betalen om een onschuldige te vermoorden. De joodse raad heeft niet de bevoegdheid om de doodstraf uit te laten voeren. Daarom wordt Jezus in de vroege ochtend overgebracht naar Pilatus, de Romeinse gezagvoerder ter plaatse. Volgens Lucas laat Pilatus Jezus overplaatsen naar Herodes, omdat Herodes gezagvoerder is over Galilea, het gebied waar Jezus rondtrok. Maar Herodes, geïrriteerd omdat Jezus niks zegt, stuurt Jezus, omkleed met een koningsmantel, weer terug naar Pilatus. Pilatus kan als Romein niet navoelen waarom de Joden zo fel zijn over het optreden van Jezus, maar hij is huiverig om een oordeel uit te spreken. Hij wil zijn handen ervan af houden. De Romeinse schrijvers Philo en Josephus zetten Pilatus overigens helemaal niet als een vredelievend mens niet, maar juist als wreed en boosaardig. Hier tussendoor speelt het verhaal van de vrouw van Pilatus, die haar man bericht stuurt om zich verre te houden van deze Jezus, ze heeft een droom gehad waarin haar dat duidelijk werd. En de Joodse lezer weet; dromen zijn het tussengebied tussen god en mens, denk maar aan Abraham bij zijn verbond, aan Jacob met de ladder, aan Jozef bij zijn broers en bij de farao.

Volgens de evangelisten nam Pilatus zijn toevlucht tot het gebruik om met Pesach een gevangene vrij te laten. Dat gebruik is in geen andere buitenbijbelse geschriften bekend. Hij laat het volk kiezen tussen Jezus en Barabbas, een misdadiger. Maar het volk is door het dolle en schreeuwt ‘Laat Barabbas vrij en Jezus kruisigen’. Nu kan Pilatus er niet meer om heen. Om het volk te laten zien dat hij er niets mee te maken wil hebben, laat hij een kom water brengen en wast zijn handen in onschuld.

Jezus wordt gemarteld en daarna trekken de soldaten hem een purperen mantel aan als een koning en zetten een kroon van doorntakken op zijn hoofd. Ze geven hem een riet in handen alsof het een scepter is en slaan hem daarmee later op het hoofd. Ook hier weer schijnt het beeld van de lijdende knecht des heren uit Jesaja er doorheen. Daarna wordt hij weggevoerd naar de plaats buiten de stad waar misdadigers gedood werden; Golgotha, schedelplaats. Onderweg naar Golgotha bezwijkt Jezus onder het zware kruis en soldaten dwingen een voorbijganger, Simon van Cyrene, om de dwarsbalk van het kruis te dragen. De staande balk stond al op de schedelplaats. Cyrene was een kustplaats in Noordafrika. Een buitenlander komt Jezus hier te hulp.

Op de schedelplaats wordt Jezus ontkleed en gekruisigd tussen twee misdadigers. Het beeld dat wordt geschetst volgt psalm 22 en psalm 69. Om zijn kleren wordt gedobbeld, de honden staan onder het kruis. Omstanders maken hem belachelijk maar als één van de misdadigers de algemene hoon bevestigd en meedoet roept de ander hem tot de orde; ‘Deze man heeft niks gedaan, hij is onschuldig’. Een crimineel verdedigt Jezus. Op een afstandje staan een paar vrouwen te kijken.

Na een paar uur is het sterven nabij en Jezus citeert de eerste regel van psalm 22 in zijn spreektaal, et Aramees, eli eli lama asabtani, mijn God, mijn God waarom hebt gij mij verlaten. Er wordt aangenomen dat Jezus Aramees sprak maar de evangeliën zijn in het Grieks geschreven. Psalm 22 begint in wanhoop, ontreddering en verdriet maar eindigt in vertrouwen en met hoop op een nieuwe tijd. Het is één van de vier psalmen die die plotselinge omslag kent. Er wordt aangenomen dat met het reciteren van de eerste regel niet zozeer die ene regel als wel de hele psalm wordt aangehaald. Dan zou de uiting van Jezus aan het kruis geen uiting van wanhoop en teleurstelling zijn maar van vertrouwen, precies het tegenovergestelde. De omstanders zijn opgeschrikt door de kreet van Jezus en geven hem op een spons wijn met azijn of met gal vermengd te drinken. Want misschien is het Elia, Elia de profeet gaat immers vóór de messias uit. Dus als Elia komt hebben zij het toch mis gehad! Maar Jezus geeft de geest en sterft. Het is 3 uur ‘s middags.

Na het sterven doen zich heftige verschijnselen voor: het voorhang van de tempel scheurt in twee, er is geen onderscheid meer tussen het heilige en het allerheiligste, God is niet meer. De aarde beeft, de graven openen zich en de doden wandelen rond. Het zijn verschijnselen die van oudsher in verband gebracht worden met het aanbreken van het einde der tijden. Het zijn als het ware de bekentenissen van hemel en aarde. De bekentenis van de enkeling wordt verwoord door de Romeinse bevelhebber, weer een buitenlander, die na het sterven onder het kruis staat en stamelt; ‘waarlijk dit was Gods zoon’.

Het loopt tegen de avond. Met zonsondergang zal de sabbat, de joodse rustdag, aanbreken en daarmee wordt het gebod om alle werk te laten liggen van kracht. Degenen die achterbleven moeten nu snel handelen om het lichaam te bergen. Pas na de sabbat zal het lichaam gebalsemd worden en begraven. Er wordt verteld dat een Schriftgeleerde, Jozef van Arimatea, naar Pilatus toegaat om hem te vragen het lichaam vrij te geven. Uit zijn handelen blijkt zorgvuldigheid: schone linnen doeken, een nieuw uitgehouwen graf, een zware steen voor de opening. Het graf is afgesloten. De vrouwen kijken toe.

Stille zaterdag

Op zaterdag is het sabbat en het is Pesach. Maar de Schriftgeleerden houden zich niet aan de voorgeschreven sabbatsrust, ze hebben nog wat te regelen; zij vragen Pilatus de dode te laten bewaken, opdat het lichaam niet weggehaald kan worden en ze praatjes over zijn opstanding gaan rondstrooien. En zo gebeurt; de dode wordt bewaakt.

Gerelateerd